Wie denkt dat de winter appeltje-eitje is in de Morvan (pommetje-oeufje heet dat hier) heeft het mis. Er is altijd wat te doen en soms zelfs voornamer zaken dan ’s zomers.
Zo moest uw herbergvader deze week toch zo maar babysitten op een boerderij met honderd hectaren grond?! Niet dat ik iets met die grond moest – er groeit goddank weinig deze dagen – maar het is toch een hele verantwoordelijkheid.
Het kwam allemaal omdat de boer en zijn boerin een middagje naar Dijon moesten. Naar het hospitaal om beider zwangerschap te laten echoën. Wie is de burgemeester van Wezel? Ezel, ezel, ezel...
Hoe dan ook, stagiair Yann was al bereid gevonden zich in te zetten voor de goede zaak (in casu de boerderij, niet de zwangerschap). Maar omdat Yann slechts vijftien lentes telt, moest er iemand met enig gezag bij. En omdat ik ereburger ben van Ferme Les Plaines (de naam van de boerderij in kwestie), zit het met dat gezag wel goed.
Zo kreeg ik dus de verantwoordelijkheid over al die bunders land, die zich uitstrekken zo ver het oog reikt. Er ligt veel geel gras op, er vliegen vogels over en langs de randen staan troosteloze struiken – de winter is niet het vrolijkste seizoen hier.
Maar dat is slechts materie: in en rond de stallen heerst de levende have en daar groeit dan ook de behoefte aan gezag. Neem de kippen. Een stuk of tien tel ik er, maar het exacte aantal – van belang om straks bij terugkomst van de boer en zijn boerin de zaak ongeschonden te kunnen overdragen - is moeilijk vast te stellen. Dat komt: ze lopen steeds door elkaar. En ze zijn allemaal wit. Er is een zielige haan bij, die ooit werd gegrepen door een vos maar gratie kreeg. ‘Die heeft zoveel meegemaakt in zijn leven dat-ie niet in de soep hoeft’, hoor ik de boer nog zeggen. Wat mij er niet geruster op maakt.
In de eerste stal met koeien – 201 in getal – tref ik ook nog een zielige kip aan. Die is getraumatiseerd, zo luidt het verhaal, dat teruggaat naar datzelfde bezoek van de vos. Alle andere kippen werden daarbij doodgebeten. Wat op zich al geen lolletje is, om mee te maken als collega-kip. Gek genoeg bleven de hanen (behalve die ene dus) ongeschonden. Met als lange termijn gevolg dat die ene overlevende kip al die hanen over zich heen kreeg. En dat bedoelt de boer geloof ik niet figuurlijk… Pas toen er weer nieuwe kippen bijkwamen kreeg de zielige kip het wat rustiger. Oh ja, het scheelde ook dat alle hanen behalve die zielige in de soep gingen.
Dan is er nog een hond, die ‘Hondje’ heet. En een heel stel duiven, die alles onder schijten. Inclusief Hondje.
De grootste zorg evenwel, gaat hier uit naar de koeien. Zoals gezegd, 201 in getal, waarbij NUMMER 202 ZICH VANDAAG WEL ZAL AANDIENEN. Zo zei de boer het voordat-ie wegging – ik zal het nooit vergeten. De moeder-in-spe is koe no. 0035, die niet luistert naar de opmerkelijke naam Cassette.
Enfin, ik krijg een reeks voortekenen mee die de nakende boreling aankondigen. Zoals een vliesachtig oog dat uit de achterkant van Cassette kan puilen (teken 1). Vervolgens moet je niet raar opkijken als er een paar hoefjes uit des koe’s achterste gaan hangen (teken 2). Dat mag niet te lang duren. Niet dat ze moeten terugtrekken, neen ze moeten juist verder naar buiten komen (teken 3). Gevolgd door het neusje van de zalm – pardon, het kalf (inderdaad, teken 4).
Als er complicaties zijn, zal dit laatste voorteken achterwege blijven. Dan kan er iets omgedraaid in het geboortekanaal liggen, heb ik begrepen, maar wat precies is mij niet geworden. Omdat de boer het in het Frans uitlegt en mijn gynaecologisch inzicht toch vooral op de Nederlandse anatomie is gebaseerd.
Het komt erop aan de kwestie ter plekke te bezien, opdat kennismaking met Cassette meer verduidelijkt. Het ongeluk is alleen dat no. 0035 niet zo een-twee-drie te herkennen is. Ik bedoel, er zijn tweehonderd beesten op de been en het is net als met die kippen: ze lopen door elkaar en ze zijn allemaal wit. Misschien had de boer het dier moeten merken met een touwtje om haar nek. Een cassettebandje, ja.
Gelukkig is er één koe bij waar golven schuimend vocht uit spoelen, gelijk bier uit een open vat. Wat me geen dagelijks gebeuren lijkt, dus dat zal de kraamkoe wel wezen. Nu loop ik zelf ook door elkaar en zie ik wit. Hoelang zal het nog duren voor de boer en zijn boerin zijn uit-geëchood? Hondje blaft nu en dan in de stal, wat mijn gemoedsrust geen goed doet. Dieren voelen elkaar aan en als er iets mis gaat – zoals het geheel leeglopen van een koe – waarschuwen ze denkelijk. Of niet, wat nog nijpender is.
Kijk, in het gunstigste geval komt er inderdaad een kalfje ter wereld zonder stuitligging, keizersnede of ander ongemak. Maar dan ben je er nog niet, want dan moet je het hok in om de navel, waar de streng hopelijk van afgebroken is, te ontsmetten. En dat geeft nog niks, ware het niet dat de onderhavige koe zich dank zij een overschot aan moedergevoelens graag als stier wil gedragen en een vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker met kop en kont het hok uit bonjourt. Om het maar op z’n Frans te zeggen.
Duurt een echo van bijvoorbeeld een zesling eigenlijk zes keer zo lang als die van een eenling?
Om de ergste spanning weg te nemen, besluit ik een blok hout op het vuur beneden in de kelder te gooien. Niet dat daar een brand woedt – ik heb al genoeg aan het hoofd – doch er staat wel een kachel ten behoeve van de centrale verwarming. Ook voed ik het kippenspul, waarbij de zielige haan – toch al gauw een halve kuub ik omvang, volgens mij heeft niet hij maar die vós gratie gekregen – toch niet zo zielig oogt.
Ondertussen fantaseer ik over de naam van het kalf in het geboortekanaal. Helaas mag die naam volgens het Franse koeienregister dit jaar niet met een J beginnen: volgens het boekje – het stamboekje, zogezegd – moet dat een H zijn. Van Hurriaan bijvoorbeeld.
En dan word ik uit mijn dagdromerij gewekt door een stel koplampen dat het erf op draait. De vader van stagiair Yann, die zijn zoon komt halen. Of-ie misschien verloskunde heeft gestudeerd voordat-ie bij de vuilnisdienst van Saulieu ging werken, wil ik weten. Hij kijkt me aan, lacht en rijdt weg. Fransen herkennen gezag niet altijd als ze het zien.
Moederziel alleen nu, met tien tot twaalf kippen, een stel shit duiven, Hondje en een halfzachte haan, neem ik afstand van die tweehonderd koeien. Ik moet mij concentreren op die ene koe met oormerk 0035, opdat we als het ware één worden. Samen denken aan die baby binnen. Samen zwoegen. Samen vechten tegen de pijn van de weeën. Samen puffen. En samen wachten tot de boer en zijn boerin terug zijn. Kan mij het schelen als dat kalf straks Henk heet.
PS. Des avonds om 23.00 uur – de boer en zijn boerin waren inmiddels thuis – is de dierenarts gebeld, omdat kalf Hurriaan ‘cul premier’ lag, dus met zijn kont naar achteren toe. Het babystiertje is met de keizersnede ter wereld gebracht. Waarbij ik eraan herinner dat ook Caesar op die wijze naar buiten kwam. Over gezag gesproken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Men, wat geweldig geschreven...
BeantwoordenVerwijderenVond de blog via de blog van Maaike. Heerlijk, heb in een deuk gelegen :-) Bij 'mijn' eerste kalf was ik ook lichtelijk in paniek, ondanks 100den aanwijzingen. Rende op en neer tussen het bed waar de boer in lag (mijn vriend) en de koe. Brulde hem uiteindelijk toe: je moet nu echt komen... er hangt witlof uit :-)
BeantwoordenVerwijderen