vrijdag 16 maart 2012

Op bedevaart naar Bellevue

Bellevue ligt min of meer op de route naar Santiago de Compostella, de belangrijkste pelgrimsplaats van de westerse wereld. En zo kon het gebeuren dat we deze week onze eerste bedevaartganger te gast hadden.

Eerste even een toefje geschiedenis, om het belang van zo'n pelgrimstocht in vruchtbare schoot te laten vallen. Santiago is niks anders dan Spaans voor Sint Jacobus, een van de drie belangrijkste apostelen, naast zijn broer Johannes en natuurlijk Petrus. Jacob werkte met broerlief aan boord van het vissersbootje van zijn vader, toen hij en Johannes door Jezus werden geroepen om Hem te volgen. Jacob deed dat, maar bereidde zich wel voor. Ik bedoel, je kunt een wildvreemde man gaan volgen, maar je weet nooit wanneer je weer iets te eten krijgt. Dus nam hij een maaltje mee. Geen vis, want hoe vers je haring 's morgens ook moge zijn, in het klimaat van het Midden-Oosten is-ie 's avonds niet zo lekker meer. Dus nam Jacobus een schelpdier mee: de coquille St.Jacques. Al heette die toen natuurlijk nog niet zo. Hij spelde de lekkernij aan zijn mantel of zijn staf (zo staat hij altijd afgebeeld) en ging op pad.
Goedbeschouwd liep het hele avontuur uiteindelijk niet goed af voor onze visser, want nog maar veertig jaar oud werd hij 'door het zwaard gedood'. In opdracht van koning Herodes werd Jacobus onthoofd. Zijn ontzielde lichaam werd in een sarcofaag gelegd, er kropen twee volgelingen van de heilige in spe bij en de hele boel werd vanaf het strand, hup zo het water van de zee in geduwd. De stenen kist met zijn lugubere inhoud bleef als door een wonder drijven - er staan wel meer sterke staaltjes in de Bijbel -en spoelde uiteindelijk aan op het strand van Spanje. De opvarenden haalden het stoffelijk overschot uit de sarcofaag, droegen het landinwaarts en begroeven het op de helling van de berg Lubredon.
Daarna gebeurde er acht eeuwen niks.
Totdat volgens de legende boven de berg een ster verscheen. De bisschop in de buurt, die het verhaal van Bethlehem kende en zich deze kans niet wilde laten ontglippen, toog naar de vlakte die door de ster werd beschenen begon te graven en ontdekte het lichaam van de heilige. De rest is geschiedenis (alle voorgaande ook, maar hier bedoel ik het overdrachtelijk): op de vindplaats werd een kapel gebouwd, de kapel groeide uit tot een kathedraal, rond de kathedraal ontstond een stad en deze stad groeide dus uit tot Santiago de Compostella. Letterlijk: de Heilige Jacobus van het sterrenveld (campus is Latijn voor veld - denk aan ons woord kamperen - en stella betekent ster).
Jaarlijks gaan nog altijd 150 tot 200.000 bedevaartgangers naar Santiago toe. Te voet, op de fiets of te paard, of alleen de laatste 100 km, want dan ben je officieel ook al een pelgrim. Maar zo'n watje is ónze bedevaartganger natuurlijk niet. Nee, Nico, die al twee keer eerder met zijn gezin te gast was op Bellevue, startte in de vroege ochtend van 5 februari in zijn woonplaats Kethel (bij Schiedam). Hij gordde zijn 12 kilo zware rugzak om, groette zijn vrouw Mariet en stapte de bittere vrieskou in. Die kou bleef de eerste weken, want het vroor 's nachts tot tien graden en overdag kwam de temperatuur niet boven de -4. Maar er was ook een zonnetje en het was - ondanks de sneeuw - goed lopen.
In noord-Frankrijk, toch al niet de vrolijkste omgeving, veranderde het weerbeeld. Nico liep dagen door het grijze landschap, door de mist, door de motregen die hem tenslotte doorweekte. Hij dacht na over zijn werk (de kinderpsychiatrie), zijn doel en zijn leven. En vroeg zich nu en dan ook af wat hij daar, in het nog altijd tastbare decor van de Eerste Wereldoorlog, in hemelsnaam deed...

In Bellevue, alweer weken verder, scheen uiteraard de zon. Het zweet parelde op zijn voorhoofd toen Nico opeens voor de deur stond. Pet op, bergschoenen aan en de rugzak om, die inmiddels kilo's zwaarder was omdat-ie de in het vorige dorp ingeslagen biertjes niet allemaal op wist te krijgen. Achterop die rugzak prijkt uiteraard het embleem van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob - verplichte kost van bedevaartgangers - plus twee coquilles St. Jacques. Als eerbetoon aan die andere pelgrim die op reis ging. En als eerste aankwam in Santiago de Compostella.

maandag 12 maart 2012

En we noemen hem Klossie...


Soms lijken gebeurtenissen niets met elkaar te maken te hebben en bestaat er toch een causaal verband. Neem de aanschaf van een tafelkleedje en de komst van onze nieuwe hond...
Dat zit zo. In de zomer van 2011 gingen we voor de eerste keer naar de vide grenier (lege zolder, oftewel rommelmarkt) van Mont St. Jean. En het was meteen een van de leukste markten die we ooit bezochten, daar in het Middeleeuwse stradje op de beburchte berg van de Heilige Johannes.
We kochten er veel: een schilderij (zie eerder bericht), vier Marokkaanse vazen voor ons nieuwe huis Marrakech, een picknickmand die we van de zomer meegeven aan onze gasten, 25 meter gordijnstof, enfin, noem maar op. We kochten er tevens een tafelkleedje. Niet zo maar een nappe, zoals dat in het Frans heet, maar eentje van Hotel La Cloche. met de opdruk van een gestileerde klok in het hart van het lichtgroene kleedje.

Eenmaal thuis de website van La Cloche bezocht: ligt dat vermaarde hotel gewoon in Dijon?! Dus wij erheen. Om foto's te maken. En te proeven. En te kijken of ze nog steeds diezelfde tafelkleedjes hadden. Maar soms ben je niet goed wijs. Tenminste, ik niet. Zo vergat ik die eerste keer niet mijn camera, maar wel het batterijtje dat erin hoort. Daar kwam ik pas achter toen de bestellingen al gedaan waren en de ober juist een leuke foto wilde maken van Elly en Jurriaan aan hun voorgerecht:-( Niks foto's dus en niks stukkie voor deze weblog. Maar aan het einde van de rit wel gewoon 100 euro armer hè...
We moesten dus terug naar La Cloche (het zou nog een duur tafelkleedje worden zo), hetgeen afgelopen zaterdag geschiedde. Nu met batterij in de camera én een opschrijfblokje én mijn nieuwe visitekaartjes met de eigenwijze titel 'critique culinair' erop. Want als je dan toch vaste gast wordt, kunnen ze ook maar beter weten wat voor vlees ze in de kuip hebben.

Enfin, we hebben fantastisch gegeten daar in La Cloche (de eerste keer ook al trouwens). Twee kostelijke amuses vooraf, drie lichte gangen van topkwaliteit, mineraalwater en koffie met frandises toe. En dat alles voor 35 euro. Daar komt dan nog wel een fles chardonnay d'Azé bij (26 euro), maar dan heb je het ook wel gehad.
Omdat de Fransen houden van opschieten aan tafel (behalve op zondagmiddag), hadden we nog tijd over om even naar Emmaus te rijden in Dijon-Nord. Je weet wel, zo'n kringloop voor het goede doel, waar je wordt geholpen door daklozen en ex-verslaafden en andere mensen die graag wat om handen hebben. En daar vonden we onze nieuwe hond. Een oud baasje, zeker en zelf net zo viltig als sommige van de werkers bij Emmaus. Maar ook heel lief en rustig. Hij mist een oor, maar dat lijkt onze nieuwe vriend niet te deren. Want hij is reuze blij dat-ie op Bellevue is neergestreken en het gaat goed met Enna samen ook. Hoe hij heet? Officiaal Clochard, naar Hotel-restaurant La Cloche. Een toepasselijke naam in meerdere opzichten, omdat-ie er ook uitziet als een clochard (tussen haakjes: het begrip clochard is ontstaan in de oude hallen van Parijs, waar om een uur 's nachts de klokken - les cloches - luidden als de markt ging sluiten. En dat was het moment voor de arme sloebers van de Lichtstad om naar de markt toe te gaan en zich te goed te doen aan wat er overbleef aan etenswaar). Maar goed, onze nieuwe hond dus. We noemen hem in het dagelijks leven natuurlijk niet Clochard, maar gewoon Klossie. En hij heeft al zijn eigen tafelkleedje...