zaterdag 21 januari 2012

Mijnwerkers ook met lampje niet te vinden


We geven weer eens ruimte aan een gastblogger, die de lezer eeuwen terug meevoert de Bronstijd in. Ver van huis hoeven we er niet voor, want onze goede vriend Peter Schat weet al deze eeuwenoude resten op wandelafstand van Maison Bellevue aan te wijzen.

,,Dat Jurriaan eens een wandelaar trof op de ancien chemin de fer, die met een metaaldetector het bos in trok, zou een mooi begin zijn geweest van dit verhaal. De man vertelde archeoloog te zijn en was op zoek naar restanten van mijnbouw uit de oertijd. Later die dag keerde hij terug en Jurriaan sprak hem, nieuwsgierig naar het resultaat van zijn speurtocht, opnieuw aan. De man had echter niets kunnen vinden.
Het verhaal duikelde weer op in Jurriaans geheugen, toen ik eind 2011 in gezelschap van hem en Enna tegen de heuvel Les Moutelles, niet ver van Bellevue, opklauterde. Mijn speurtocht in september van dat jaar naar resten van een Gallo-Romaanse omwalling op Les Moutelles, had eenmaal weer thuis een verschuiving van inzichten teweeggebracht. De richels die ik aantrof en die zich sluw in haakse bochten op de top van heuvel wrongen, waren lang niet zo herkenbaar als de vallum van het Camp de Cesar, op de nabijgelegen Mont Moux. Die top wordt deels gerond door een aarden wal, waarvan het opgeworpen bouwmateriaal aan de buitenzijde een droge gracht deed ontstaan. Zo’n vallum was een pittige hindernis voor een vijand die tegen de heuvel klimmend het kamp poogde in te nemen.


Zijn de verhogingen van Les Moutelles restanten van het Camp des Moutelles? Ik twijfelde in september al en besloot na de heuvel te hebben gerond terug te keren in een minder bebladerd seizoen. En nu was ook Jurriaan benieuwd. En Enna, hoewel, die is per definitie nieuwsgierig naar elk uitje. We zouden dit keer op zoek naar vier enorme droge grachten die hier in de negentiende eeuw waren gespot. In tegenstelling tot wat men toen dacht, zouden dit geen Gallo-Romaanse verdedigingswerken zijn geweest, maar overblijfselen van dagmijnbouw uit de Bronstijd.


Immers, over de Tranchée Romain, naast de D193 bij het gehucht Montsermage, doet ook een moderne theorie opgeld, namelijk dat ook deze droge gracht ondanks de naam niet door de Romeinen moet zijn gegraven, doch een veel ouder restant is van een zoektocht naar erts. En zo droog is de gracht overigens niet, want de gravers uit de Bronstijd bereikten toen al het grondwater, of zoals de Fransen dat zo mooi zeggen: de nappe phreatique. In elk geval konden de bewoners van Montsermage, het Camp des Moutelles en wellicht de soldaten in het Camp de César er terecht voor hun drinkwater. Ook vandaag de dag spelen de bronnen in de Tranchée Romain een rol bij de drinkwaterwinning. Aanvang vorige eeuw had de 300 meter lange geul tijdelijk een andere moderne bestemming. De ingenieurs die de spoorlijn Saulieu-Corbigny bouwden, lieten hun ‘tacot’ doodleuk door de geul uit de Bronstijd tuffen. Dat duurde tot 1939.


En zo zijn we weer terug bij het spoorlijntje aan het begin van het verhaal. Wat zegt u? Niets wijzer geworden over de mijnen op Les Moutelles? Dat klopt, wij ook niet. Onze conclusie is dat hedendaagse bosbouwers vakkundig deze honderd meter lange en zeven meter diepe geulen hebben laten verdwijnen. Wat we vonden is slechts een piepklein restantje van een ervan en dat ondanks de inzet van Enna als speurneus.''

Wie nieuwsgierig is naar de restanten van de premiddeleeuwse omwallingen en twee mijnen uit de Bronstijd, kan deze filmpjes bekijken:
Camp de César: http://www.youtube.com/watch?v=fuIBUYG4zZ0
En de laatste: http://www.youtube.com/watch?v=06uSceJbVz0
Tranchée Romain: http://www.youtube.com/watch?v=vXS2FZdS1ts
Canal du Touron: http://www.youtube.com/watch?v=Vm1tpMc5pwo

dinsdag 17 januari 2012

Het Semur van Vauban

Eindelijk is de winter dan toch gekomen op Bellevue. De wereld is 's morgens wit van de rijp, plassen en meertjes zijn dicht gevroren en de bomen staan stil in de kou.
Er gebeurt weinig, of het moet het voorbij trekken zijn van een tiental wilde zwijnen, in de vallei langs de chemin de fer achter ons huis. Enna kreeg ze in het oog en had een kwartier nodig om ze te vinden. Waarna ik een half uur nodig had om Enna weer te vinden...
Maar verder passeert er dus niet veel hier. Vandaar een uitstapje naar Semur-en-Auxois, de Middeleeuwse stad op 45 km van Bellevue, die door velen van onze gasten wordt omarmd en door anderen wordt verfoeid vanwege zijn leegstand.
Het hart van Semur wordt gevormd door een viertal torens, die ooit een onneembare vesting vormden. En dan is letterlijk, want de bouwer ervan is van de Morvandese maarschalk Vauban en in zijn dagen was de slogan dat een burcht die door Vauban was gebouwd niet in te nemen was en dat een burcht die door Vauban werd belegerd niet te houden was. Ik weet eigenlijk niet of hij ooit zijn eigen burchten heeft belegerd.

Het is dus een versterkte stad en ook dat is tegenwoordig letterlijk: op meerdere plaatsen staan indrukwekkende houten bouwsels om muren en huizen te stutten. Het draagt bij aan het oude karakter en de sfeer, zeker omdat dergelijke verstevigingen al sinds mensenheugenis worden gebruikt.
Niet alleen de uitstraling, ook het stratenplan van Semur is nog altijd Middeleeuws, met kleine poortjes, nauwe stegen en overal kinderkopjes. En even buiten de oude stadskern ligt een van de langste promenades van Frankrijk, die de wandelaar een kilometer of wat tussen twee dichte bomenrijen doorvoert. Als hier de jaarlijkse rommelmarkt plaats vindt is het een feest, alleen al vanwege de luisterrijke omgeving.
Ofschoon er prachtige panden leeg staan of te koop zijn, is er nog altijd aardig wat middenstand in de plaats, terwijl aan restaurants zeker geen gebrek is. Op aanraden van een Semurees (?) kozen we voor een lunch in Le Saint Vernier(waarschijnlijk van verni=boffer), een kleine bistro met Bourgondische specialiteiten. Zoals een prima tête de veau (kalfskop) en een bijzondere andouilette. En dat moet ook wel als je afgaat op de naam: andouilette à l'époisses SA.

En die letters staan dan weer voor Association Authentique de l'Amicale de l'Andouilette des Amateurs. Vrij vertaald zoiets als de hobbyclub van vrienden van deauthentieke andouilette. Dat is nou typisch Frans, om zo verheven te doen over een worst. En dan ook nog een worst gemaakt van ingewanden en pens. Maar dan wel een heel lekkere, in een korst van deeg, dat dan weer wel.
Enfin, om uit te buiken is een wandeling naar de mooie kathedraal wel een aanrader. En een bezoekje eveneens, want binnen de kerk vind je allemaal aparte nisjes voor de al dan niet plaatselijke heiligen van de stad. Een van die nissen is gewijd aan de gevallenen van de Eerste Wereldoorlog (nog altijd La Grande Guerre hier in Frankrijk) en de glas-in-loodramen tonen zelfs Frans soldaten die van engelen een lauwerkrans krijgen aangereikt. Wat meestal geen goed teken is...

Op die wandeling kun je zo maar oog in oog staan met Elias Howe. Nu ja, met zijn plaquette aan de muur dan, waar deze 'uitvinder' van de naaimachine heeft gelogeerd. Dat woord uitvinder staan niet voor niets tussen aanhalingstekens. Feitelijk was de machine å coudre al uitgevonden, maar Howe heeft 'm wel zodanig verbeterd dat-ie ook echt gebruikt kan worden. Tijdens het bezoek van de Amerikaanse Howe aan onder meer Semur-en-Auxois, was ene Isaac Singer overigens zo slim om er met het patent van Elias vandoor te gaan. Een rechtszaak maakte uiteindelijk uit dat Howe recht had op een deel van de winst van Singer, maar dat alles terzijde.
Een voettocht rond oude stadwallen van Semur-en-Auxois is eveneens de moeite waard, dank zij de schitterende vergezichten en de verrassende kijk op de rivier beneden aan de stadmuren. Het water daarvan kolkt tussen de oevers en het gebrul en geruis ervan maakt onrustig in het hoofd. Dus maar weer gauw terug naar de stilte van onze eigen 'brucht'. Niet gebouwd door Vauban en dus altijd gastvrij.